11 | Verschenen 1) is immers Gods genade 2)
Heilbrengend 3) voor alle mensen; |
12 | zij onderwijst ons dat wij
de goddeloosheid 4) en de wereldse 5) verlangens loochenend 6), bezonnen 7) en rechtvaardig en godvruchtig 8) zullen leven in de huidige eeuw 9), |
13 | wachtend 10) op het gelukbrengende vertrouwen 11)
en [de] verschijning 12) in heerlijkheid van onze grote God en redder Jezus Christus, |
14 | die zichzelf heeft gegeven omwille van ons
om ons te verlossen 13) van alle wetteloosheid 14) en te reinigen voor zich een volk ten eigendom 15), ijverend voor goede werken. |
1 | Vertaling van Frans Wiersma. ἐπιφαίνω — zich vertonen, tevoorschijn komen, verschijnen, zichtbaar worden, Luc 1:79; Hand. 27:20, Tit. 2:11 en 3:14 |
2 | χάρις‚ in LXX voor Hebr. גְּדוּלָה, חָלַק, חֵן, חֵסֵד, טֹוב, רַחַם, רָצֹון. Toevoeging KBS „op aarde” staat niet in de grondtekst, wellicht onder invloed van de „kerstgedachte”? |
3 | adj. Zelfst.gebr. Luc. 2:30, Luc. 3:6 ; Hand. 28:28 ; Ef. 6:17 |
4 | ἀσέβεια — goddeloosheid Rom. 1:18, Rom. 11:26 ; 2Tim. 2:16 ; Tit. 2:12 ; Jud. 15 :18 |
5 | κοσμικός‚ lett: kosmische; cf. Heb. 9:1: een heiligdom voor deze wereld |
6 | ἀρνέομαι: weigeren, afwijzen, loochenen |
7 | σωφρόνως‚: verstandig, bezonnen |
8 | elementen die betrekking hebben op de mens zelf, op de medemens en op God |
9 | αἰών |
10 | προσδέχομαι op- afwachten, opnemen, ontvangen, verdragen, dulden afwachten |
11 | μακαρίαν ἐλπίδα: dat wat met recht gehoopt wordt, in vertrouwen |
12 | ἐπιφάνεια: seculier gebruikt voor officieel bezoek van koning of keizer, als geboorte van een godheid afkomstig uit Egypte. Verschijning van een god om redding te brengen; uiterlijke glans, roem. Epifanie de zichtbare wederkomst van Christus. LXX voor יָרֵא: vrezen, dus vreeswekkend, ontzagwekkend |
13 | λυτρόω — (med.) verlossen, bevrijden Luc. 24:21 ; zie ook Ez. 37:23 liturgie van de Paasnacht. |
14 | ἀνομία — wetteloosheid, ongerechtigheid, alles wat zich niet aan de nomos houdt. Zie Ps. 130:8 . Chouraqui: 'non-tora'. In LXX o.a. gebruikt voor Hebr. zowel אָוֶן als אָבֵל, bewuste en onbewuste zonde |
15 | περιούσιος: rijk, vermogend, uitverkoren, eigen: kostbaar וִיִ֨יתֶם לִ֤י סְגֻלָּה֙ מִכָּל־הָ֣עַמִּ֔ים כִּי־לִ֖י כָּל־הָאָֽרֶץ) in Ex. 19:5 (liturgie voor Pinksteren) en Deut. 7:6, Deut. 14:2, Deut. 26:18. In NT alleen hier te vertalen als eigendom. Naardense Bijbel: "gemeente" |